|
||||||||
|
De legendarische Amerikaanse gitarist John Scofield behoeft nauwelijks enige introductie, hij behoort tot de absolute top in de jazz, hij heeft tegen de 90 albums op zijn naam staan, merendeels jazz maar ook uitstapjes in de blues en rock met o.a. Jon Cleary en Gov’t Mule. Beroemd werd hij vooral doordat Miles Davis hem opnam in zijn band. Op dit dubbel album getuigt hij van zijn liefde voor de populaire Amerikaanse muziek, hij wordt begeleid door contrabassist Vincente Archer en de voortreffelijke drummer Bill Stewart. CD 1 steekt van wal met “Mr. Tambourineman” van Bob Dylan maar bij velen beter bekend in de uitvoering en hit van The Byrds. Die uitvoering is ook degene die Scofield inspireerde, hij was 13 toen de Byrds hun hit scoorden. Er staan ook veel eigen composities van John op deze albums zoals “How Deep” een standaard 32-maten jazz vorm met veel improvisaties. “Back in Time” is meer een beetje folk muziek maar gaat alle kanten op. Natuurlijk duikt zijn oude werkgever Miles Davis ook op met het nummer “Budo” dat hij min of meer leende van Bud Powell met een extra “bridge” toegevoegd. Opvallend is ook de aanwezigheid van “Old Man” van Neil Young op dit album, een kleine verwijzing naar zijn leeftijd ? Zo oud is hij ook niet (72), in mijn opinie een jonkie, waarschijnlijk een stukje jeugdsentiment. Overigens zijn de popnummers in zijn vingervlugge vingers nauwelijks herkenbaar. Het tweede album bevat de prachtige ballad “Stairway to the stars” van Malneck en Signorelli, bekend door de uitvoering van Glen Miller, maar vooral door de versie van mijn held Dexter Gordon (op het album Our Man in Paris) die hier als voorbeeld geldt voor Scofield. Het nummer “Mask” van John verwijst naar de covid periode, het is een swingend en funky thema, super. “Somewhere” is natuurlijk een prachtige ballade uit de film West Side Story met muziek van Leonard Bernstein . Een tweede terugblik op zijn carrière met Miles is de compositie “Ray’s Idea” van Ray Brown en Gil Fuller maar een vast onderdeel van het repertoire van Miles met zijn sextet (zie Miles Davis Vol. 1 op Blue Note ). Het album wordt afgesloten met weer een nummertje jeugdsentiment van Scofield “Uncle John’s Band” van Jerry Garcia en Robert Hunter, oftewel van Grateful Dead, een van de toonaangevende Westcoast bands uit de jaren zeventig. Alweer een verrassende nummerkeuze van Scofield, maar misschien ook niet, het is een combinatie van jeugdsentiment uit de rockmuziek, favorieten uit het jazzverleden en zijn grote doorbraak met Miles. Het heeft een voortreffelijk tweeluik voortgebracht met een heel afwisselend oeuvre waarin het constant genieten is van het fenomenale talent van deze gitaarvirtuoos. Hij bewijst hiermee, mocht dat nog een vraagteken zijn, dat hij inmiddels tot de absolute top van de jazzgitaristen behoort. De combinatie van snelle akkoorden maar vooral zijn warme en soms zeer bluesy geluid vormen het absolute bewijs voor zijn toppositie in de wereld van vooral de jazz maar ook in die van de blues. Dat laatste zullen vele blues-adepten ontkennen maar luister maar eens naar zijn album met Jon Cleary. Jan van Leersum.
|